Jes. 11:6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven.
Jes. 11:7 De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os.
Jes. 11:8 En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van den basilisk.
Jes. 11:9 Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.
Jes. 11:10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isai, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.
Als we kijken naar deze tekst moeten we in de eerste plaats kijken naar de grotere context van deze woorden. Woorden worden altijd in een grotere context geschreven en we zullen altijd naar deze grotere context moeten kijken en dit overdenken om een zuiver beeld te krijgen
Als we kijken naar het grotere verband van dit hele hoofdstuk dan merken we een aantal belangrijke zaken op.
Voorafgaand aan Jesaja 11 zien we dat in de eerste 10 hoofdstukken een zeer triest beeld word gegeven aangaande het volk van Juda en Jerusalem.
We lezen in de eerste tien hoofdstukken hoe de wijngaard van God wilde druiven had voortgebracht in plaats van de goede druiven. (Hfst. 5: 1- 7) We lezen dan over een volk dat uit de verte zou komen (5: 25- 30)
In deze beschrijving zien we dan dat er geschreven staat: “En zij zullen tegen hetzelve te dien dage bruisen, als het bruisen der zee. Dan zal men de aarde aanzien, maar ziet, er zal duisternis en benauwdheid zijn, en het licht zal verduisterd worden in hun verwoestingen. (5: 30)
Er was weinig hoop meer over voor deze mensen. Hun einde was naderbij. Jesaja bracht een boodschap van verwoesting, veroordeling, ze zouden weggevoerd worden.
Maar in dit beeld van verwoesting en veroordeling van God ook een boodschap van hoop. In hoofdstuk 2 word beloofd dat de berg van het huis des Heeren vast zou staan. (2: 1- 2) Dit zou gebeuren in de laatste dagen.
Dat op zich is al een hele belangrijke bewoording.
De laatste dagen heeft alles te maken met de bediening van Christus.
De term “de laatste dagen” is consequent een benaming voor de tijd van de bediening van Christus zoals bovenstaande teksten duidelijk maken. En in hoofdstuk 11 word dan weer over deze berg gesproken. (11: 9)
In hoofdstuk 7 zien we dat God spreekt over Immanuel, dit gaf hen hoop. Dan in hoofdstuk 9 lezen we verder over “het licht” die deze Immanuel zou brengen (9: 1) We zien dan ook in hoofdstuk 10 vers 20 dat een overblijfsel terug zou komen. En in hoofdstuk 11 vinden we dan meer over deze Immanuel en Zijn bediening.
Jesaja 11 geeft een beeld van de tweede David, de perfecte David (Christus) met een perfect koninkrijk.
Als we de bovenstaande woorden overdenken zien we dat dit woorden zijn die gesproken worden aangaande de Christus. De tweede David, de perfecte David.
Rom 1:3 Van Zijn Zoon, Die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees;
We lezen dan hier dan dat Jezus uit het zaad van David is, uit de tronk van Isai, die de vader was van David. Christus heeft het koningschap van David op zich genomen en zo de profetieën vervuld. Deze mensen mochten weten dat er aan het koningschap van David's troon geen einde zou komen.
We weten dat Christus uit het geslacht van David is geboren. (Matt. 1: 1)
Christus is degene die gezeten is op de troon van David. Hij heeft deze bij zijn opstanding uit de dood verworven. (Handl. 2: 29- 32)
Deze woorden laten zien dat dit betrekking heeft op de bediening van Christus die Hij heeft gekregen door Zijn leven, dood en opstanding.
Als we kijken naar vers 2- 5 van Jesaja 11 zien we dat dat een beschrijving geeft van de bediening van Christus.
Als we dan kijken naar deze woorden zien we dat deze allemaal betrekking hebben op de bediening van Christus die Hij op aarde vervulde en in de hemel vervuld.
We zien dat de Geest volledig op Christus zou rustten (Matt. 3: 16; Markus 1: 10; Lukas 3: 22; Joh. 1: 32
Ook zien we dat Christus volledig de wil van God heeft gedaan, Zijn rieken zou zijn in de vreze des Heeren. (Joh. 6: 38; Hebr. 10: 5- 10)
Christus zou de armen in gerechtigheid richten, de bediening van Christus is een bediening van rechtvaardigheid. Christus is door God verhoogd als koning (Psalm 2; Matt. 28: 18- 20; Fill. 2: 9- 11)
Nu, laten we deze dingen goed begrijpen en zien dat deze dingen betrekking hebben op de huidige bediening van Christus.
We lezen in Openb. 1: 16
En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was, gelijk de zon schijnt in haar kracht.
Ook in Openb. 2: 16
Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds.
Beide teksten hebben betrekking op de huidige bediening van Christus. Hij is koning en Hij regeert en vanuit die positie ziet Johannes de grote Christus. Jezus is zijn bediening begonnen op aarde en Hij zet deze bediening voort in de Hemel en daar als koning.
En vanuit die positie word alles Hem onderdanig gemaakt. (Fill. 2: 9- 11; 1 Petrus 3: 22)
Beide teksten uit Openbaring laten zien dat Christus de “roede Zijns monds” toepast in Zijn bediening. De “roede Zijns monds” is “het zwaard” in Openbaring.
Weet dan ook dat Johannes de Christus ziet in zijn positie op dat moment. Johannes kreeg een visioen en zag de Christus in Zijn positie op dat moment.
Recht en rechtvaardigheid zijn de grondslagen van het koningschap van Christus.
In deze laatste tekst word ook gesproken over de rechtvaardigheid die verkregen is door Christus. Dit laat zien dat de rechtvaardigheid van Christus niet iets is dat nog moet komen, maar dat de Christenen aan wie Petrus schreef dit hadden ontvangen in Hem. Dus zijn volledige bediening van recht en rechtvaardigheid is begonnen met de tot standkoming van zijn koningschap en dat was toen Hij opgevaren is ten Hemel en gezeten is aan de rechterhand van God (Fill. 2: 9- 11) vanuit welke positie Hem alles onderworpen word.
In 2 Kor. 3: 9 schrijft Paulus:
Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid overvloedig in heerlijkheid.
Christus heeft een bediening van rechtvaardigheid gebracht. God heeft door Christus de wereld met zich verzoend. God heeft door Christus de bediening gebracht van recht en rechtvaardigheid.
Heb 1:9 Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten.
In bovenstaande tekst zien we dat Christus gezeten is aan de rechterhand van God (Hebr. 1: 3) dat Christus daar gezeten is als koning (Hebr. 1: 8- 9) en vandaar regeert totdat alle vijanden gemaakt zijn tot een voetbank voor zijn voeten.
(Hebr. 1: 13)
Al deze dingen laten zien dat Christus koning is en dat Hij regeert vanaf de dag van Zijn opstanding en Zijn ten hemel voering, daarom zei Hij ook in Matt. 28: 18- 20 dat Hem gegeven was alle macht in hemel en op aarde.
Als we de vraag kunnen beantwoorden wat deze berg der Heiligheid is dan is dat een ander punt om deze tekst beter te kunnen plaatsen.
Deze heilige berg is eerder naar gerefereerd in het tweede hoofdstuk van Jesaja.
We lezen dan in Hebr. 12:
Heb 12:22 Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen;
Heb 12:23 Tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen;
Heb 12:24 En tot den Middelaar des nieuwen testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
Heb 12:25 Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen is.
De schrijver van Hebreen schrijft dat de gelovigen gekomen waren tot den berg Sions, deze berg Sions in synoniem aan “de berg van Zijn heiligheid”. De berg Sion is de universele gemeente van alle dagen en alle plaatsen.
Als we kijken naar Psalm 110 zien we ook een aantal dingen samenkomen die een relatie vormen tussen Jesaja 11 en deze Psalm.
Psa 110:1 Een psalm van David. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
Psa 110:2 De HEERE zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.
Psa 110:3 Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.
Psa 110:4 De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
Psa 110:5 De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.
Psa 110:6 Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.
Psa 110:7 Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
In het eerste vers zien we dat Christus gezeten is aan de rechterhand van God. Deze passage word dan ook aangehaald door de Hebreeen-schrijver in het eerste hoofdstuk wat laat zien dat dit in relatie staat tot Christus en Zijn huidige bediening. (Hebr. 1: 13)
Dan zien we in vers 2 de relatie tot deze bediening tot de berg Sion en Hij zou daar heersen temidden van Zijn vijanden.
In vers 3 word gesproken over de “gewilligheid” van dit volk. Dit laat de vrede zien die in dit koninkrijk heerst.
Dan in vers 6 zien we dat Hij recht doet aan de Heidenen.
Al deze beelden komen we tegen in het 11de hoofdstuk van Jesaja.
We zien dit ook verder in vers 10 waar word gesproken over “ten zelven dage”.
Als we dan verder kijken in deze tekst zien we dat in vers 10 geschreven word dat het zou geschieden “ten diezelven dagen”. Dit is heel typerend. Dit geeft aan dat wat Jesaja schrijft in de voorgaande verzen (6- 9) is de tijd waarover hij verder schrijft in vers 10.
Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isai, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.
“Ten dien dage” is wanneer de Heidenen zouden vragen naar de “Wortel van Isai”.
Als we dan kijken naar Romeinen 15: 12 dan zien we dat Paulus deze passage aanhaalt om te lezen zien dat dit vervuld is in Christus.
Rom 15:12 En wederom zegt Jesaja: Er zal zijn de wortel van Jessai, en Die opstaat, om over de heidenen te gebieden; op Hem zullen de heidenen hopen.
Als we kijken naar dit 15de hoofdstuk van Romeinen dan zien we dat Paulus daar spreekt over de gemeente.
Als we letten op vers 7- 9 van dat hoofdstuk zien we dat Paulus schrijft: “En ik zeg, dat Jezus Christus een dienaar geworden is der besnijdenis, vanwege de waarheid Gods, opdat Hij bevestigen zou de beloftenissen der vaderen; En de heidenen God vanwege de barmhartigheid zouden verheerlijken; gelijk geschreven is: Daarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naam lofzingen”.
Deze woorden laten zien dat hij over de gemeente spreekt. Het principe dat Paulus hier aanhaalt is dat “de heidenen” aanvaard zijn door Christus en dat is een voorbeeld voor de Christenen die elkaar moesten aanvaarden.
We zien dus dat Paulus de woorden van Jesaja 11: 10 betrekt op de gemeente waarin de Jood en Heiden één waren en zij elkander moesten aanvaarden.
We zien hier ook in deze woorden uit vers 1 dat Christus op de troon van David zou zitten.
Als we dan kijken naar Handl. 2: 30 dan zien we dat Christus door Zijn opstanding verhoogd is en gezeten is op de troon van David. Christus regeert vanuit de hemel.
Zo zullen we wat tijd besteden aan vers 6- 9.
Wat word hier beschreven, waar word er over gesproken?
In de gemeente, in het koninkrijk van Christus daar heerst vrede.
Jas 3:18 En de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor degenen, die vrede maken.
Vrede is een resultaat van Christus die in het hart woont. Vrede is een resultaat van het werk van God in het leven van een wederomgeborene.
Wat beschreven wordt is de regering van Christus en de onderdanen in Zijn koninkrijk.
Als we kijken naar het boek van Titus vinden we een beschrijving van de Christenen voordat zijn Christenen werden.
Tit 3:1 Vermaan hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn;
Tit 3:2 Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, maar bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
Tit 3:3 Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende.
In deze hele beschrijving zien we dat hun oude leven een leven was van haat, nijd etc. en dat zou niet zo zijn als Christen, als Christen zouden al deze dingen afgelegd moeten worden.
Al deze woorden zijn een beeld van de gemeente, het koninkrijk van Christus, waar vrede een belangrijk element zou zijn.
We zien dat mensen uit veel verschillende volken in de gemeente zouden komen.
(Psalm 22:27, 28 and 72:10-17, Isaiah 42:1-12, 49:6, 54:12-14, Daniel 7:13-14, Haggai 2: 6-7)
Zo zien we dat God in de gemeente zou samenbrengen mensen van allerlei achtergronden en volken en deze gemeente zou een éénheid zijn.
Zo zijn de woorden van Jesaja 11: 6- 9 een beeldspraak van het leven in de gemeente, het koninkrijk. In de gemeente zou een vrede zijn die nog nooit ge-evenaard zou zijn of zou worden.
Christus heeft de Jood en Heiden in één lichaam samengebracht. (Efeze 2: 15) De vijandschap is verwijderd. Jood en Heiden samengebracht in één lichaam.
De Joden die de Heidenen beschreven als honden waren nu in vrede elkaars broeders geworden.
Als we kijken naar het boek van Jesaja zien we daar ook dat Christus de vredevorst word genoemd. En dat is wat Christus heeft gebracht.
Jes 9:6 (9:5) Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
Jes 9:7 (9:6) Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe.
Hier zien we dat Christus de Vredevorst is, Hij is degene die ware vrede heeft gebracht en dat word ons dan ook voorgesteld in vers 6- 9 van hoofdstuk 11.
We zien dan ook dat er van Zijn “grootheid en vrede” geen einde zou zijn op de troon van David. Christus zit op de troon van David (Handl. 2: 29- 31)
Zo zien we ook in deze tekst de begrippen van Zijn heerschappij, Zijn vrede en zijn gericht en gerechtigheid samenkomen. Deze zien we ook in hoofdstuk 11.
Toen Christus werd geboren lezen we:
Luk 2:13 En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende:
Luk 2:14 Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.
Toen Christus werd geboren werd dit ook gezien en erkend.
Hij was de VREDEVORST, in Christus was er werkelijk VREDE op aarde.
Jesaja 11 vers 6- 9 laat in beeldspraak zien het werk van Christus.
Hij is waarlijk de vredevorst, de vredevorst op aarde en nu op de troon van David.